Gerechtshof

Wilt u graag dat deze tekst voorgelezen wordt? Gebruik dan de voorleesmodule op uw smartphone. Raadpleeg hier de handleiding voor de iPhone/iPad of Android.

Het graafschap Rekem werd bestuurd door een drossaard, de vertegenwoordiger van de plaatselijke heer, en zeven schepenen. Deze schepenen werden aanvankelijk verkozen door de mannelijke gezinshoofden van de verschillende dorpen, en gehuchten van het graafschap.

Later, in de 17e en 18e eeuw, werden ze aangeduid en benoemd door de graaf. Op het grondgebied van Rekem waren er vóór 1600 twee schepenbanken bevoegd: één voor Rekem, Wezet en Uikhoven en één voor Boorsem en Kotem. In 1611 werden deze schepenbanken samengevoegd. Hun standplaats was Rekem. 

De schepenbank, de rechtbank en het notariaat

De drossaard had verschillende functies. Hij was in eerste instantie verantwoordelijk voor het bestuur van het graafschap, vervulde de rol van notaris en was daarnaast ook hoofd van de politie. Onder zijn leiding traden de schepenen van de schepenbank op als rechters. Zij beslisten over burgerlijke en criminele aangelegenheden. Zo lang men zich kan herinneren zetelde de schepenbank in het “Gerechtshof Onder de Linden” en bij mooi weer zelfs letterlijk onder de linden. Veroordelingen zoals te schande staan aan de schandpaal, het opleggen van strafbedevaarten, verbanningen uit het graafschap en tot de dood veroordelingen aan de galg of door het zwaard behoorde tot hun bevoegdheid. Hoger beroep was in criminele zaken niet mogelijk, wel uitzonderlijk in financiële aangelegenheden. Enkel de graaf kon gratie verlenen. In het gerechtshof van Rekem vonden tussen 1600 en 1614 dertien heksenprocessen plaats. Vijf “tovenaressen” werden ter dood veroordeeld en na wurging verbrand op de heide, waar ook de galg stond. Het graafschap Rekem werd bestuurd door een drossaard, de vertegenwoordiger van de plaatselijke heer, en zeven schepenen. Deze schepenen werden aanvankelijk verkozen door de mannelijke gezinshoofden van de verschillende dorpen, en gehuchten van het graafschap.

In het Gerechtshof zetelde de Schepenbank op de eerste verdieping. Daar bevond zich ook een gevangenis voor de voorhechtenis, een wacht- en een schrijfkamer. Op de benedenverdieping woonde de gerechtsbode die instond voor orde en tucht tijdens de zittingen. Verder bezorgde hij de oproepingsbrieven en de aankondigingen van bijvoorbeeld verkopen aan belanghebbenden. 

Gerichtsgebäude

Die Grafschaft Rekem wurde von einem Drost, dem Vertreter des Landesherrn, und sieben Schöffen regiert. Diese Schöffen wurden ursprünglich von den männlichen Haushaltsvorständen der verschiedenen Dörfer und Weiler der Grafschaft gewählt.

Später, im 17. und 18. Jahrhundert, wurden sie vom Grafen ernannt. Vor 1600 waren zwei Dingstühle für das Rekemer Gebiet zuständig: einer für Rekem, Wezet und Uikhoven und einer für Boorsem und Kotem. Im Jahr 1611 wurden diese zusammengelegt. Ihr Standort war Rekem.

Der Dingstuhl, das Gericht und das Notariat

Der Drost hatte verschiedene Funktionen. Er war in erster Linie für die Verwaltung der Grafschaft zuständig, übte das Amt des Notars aus und war auch Chef der Polizei. Unter seiner Leitung fungierten die Schöffen des Dingstuhls als Richter. Sie entschieden in Zivil- und Strafsachen. Seit Menschengedenken tagt der Dingstuhl im „Gerechtshof Onder de Linden“ (Gerichtsgebäude unter den Linden) und bei schönem Wetter buchstäblich unter den Lindenbäumen.

Der Dingstuhl war für Verurteilungen wie am Pranger stehen, die Verhängung von Strafwallfahrten, die Verbannung aus der Grafschaft und die Verurteilung zum Tod am Galgen oder durch das Schwert zuständig. In Strafsachen war ein Rechtsbehelf nicht möglich, in Finanzangelegenheiten jedoch ausnahmsweise schon. Nur der Graf konnte eine Begnadigung gewähren. Im Gericht von Rekem fanden zwischen 1600 und 1614 dreizehn Hexenprozesse statt. Fünf „Zauberinnen“ wurden zum Tode verurteilt und nach dem Strangulieren auf der Heide verbrannt, wo der Galgen stand.

Der Dingstuhl befand sich im ersten Stock des Gerichtsgebäudes. Dort gab es auch einen Raum für die Untersuchungshaft, einen Warteraum und einen Schreibraum. Im Erdgeschoss gab es einen Gerichtsdiener, der für Ordnung und Disziplin während der Anhörungen zuständig war. Er überbrachte auch die Vorladungsschreiben und die Ankündigungen von z. B. Verkäufen an Interessenten.

Courthouse

The county of Rekem was administered by a drossaard, (high sheriff) who represented the local liege lord, and seven town aldermen. Initially, these town aldermen were voted into office by the male heads of families of the various villages, and hamlets of the county.

Later, in the 17th and 18th centuries, they were appointed into office by the count. Before 1600, the Rekem territory had two benches of aldermen: one for Rekem, Wezet and Uikhoven and one for Boorsem and Kotem. In 1611, these benches of aldermen were merged to become one. They had their seat in Rekem.

The bench of aldermen, the courthouse and the notary's office

The drossaard served multiple roles. First and foremost he was responsible for administering the county. He also acted as the local notary and as the head of police. Under his direction, the town aldermen who sat on the bench of aldermen also acted as judges, ruling on civil and criminal matters. Since times immemorial, the bench of aldermen had convened to meet in the “Gerechtshof Onder de Linden” (Beneath the Linden Courthouse) and when the weather so allowed, they even met underneath the linden (better known as lime trees in the UK and as basswood trees in the US).

Sentences such as being exposed to public derision in the pillory, the imposition of punitive pilgrimages, people being banned from the county and death sentences by sword or by being hung from the gallows were all part and parcel of their powers. Criminal cases were not open to appeal, although appeals were allowed on an exceptional basis in financial cases. Only the Count was able to grant pardons. The Rekem courthouse was the setting for thirteen witch trials between 1600 and 1614. Five “sorceresses” were sentenced to death. After they had been strangulated, their bodies were burnt on the heather, which was also where the gallows were.

At the Courthouse, the Bench of Aldermen convened to meet on the first floor, which was also home to a jail of sorts where offenders were held on remand, along with a waiting room and a study. The ground floor was where the bailiff lived, who was in charge of order and discipline at the hearings. His job was also to deliver the writs of summons and the announcements of matters such as sales to interested parties.

Cour de justice

Le comté de Rekem était administré par un bailli, le représentant du seigneur local, et sept échevins. Ces échevins étaient initialement élus par les chefs de ménage masculins des différents villages et hameaux du comté.

Plus tard, aux 17e et 18e siècles, ils étaient désignés et nommés par le comte. Sur le territoire de Rekem, deux bancs des échevins étaient compétents avant 1600 : un pour Rekem, Wezet et Uikhoven et un pour Boorsem et Kotem. Ces bancs ont été fusionnés en 1611. Ils étaient basés à Rekem.

Le banc des échevins, le tribunal et le notariat

Le bailli occupait différentes fonctions. Il était en premier lieu responsable de l’administration du comté, remplissait le rôle de notaire et était aussi chef de la police. Sous sa direction, les échevins du banc des échevins intervenaient comme juges. Ils décidaient des affaires civiles et pénales. D’aussi loin qu’on se souvienne, le banc des échevins siégeait à la cour de justice « Onder de Linden » (« Sous le Tilleuls »), et même littéralement sous les tilleuls par beau temps.

Les condamnations, comme la mise au pilori, les pèlerinages expiatoires, les bannissements du comté et les peines de mort par pendaison ou par décapitation, relevaient de leur compétence. Il n’était pas possible d’aller en appel dans les affaires criminelles, mais bien exceptionnellement dans les affaires financières. Seul le comte pouvait accorder la grâce. À la cour de justice de Rekem, treize procès de sorcellerie ont eu lieu entre 1600 et 1614. Cinq « sorcières » y ont été condamnées à mort et brûlées dans la lande, après avoir été pendues à la potence.

Le banc des échevins siégeait au premier étage de la cour de justice, où se trouvaient aussi une prison de détention préventive, une salle d’attente et un bureau. Au rez-de-chaussée habitait le huissier de justice qui était responsable de l’ordre et de la discipline pendant les séances. Il remettait en outre les convocations et les avis, par exemple de vente, aux intéressés.

Naar top